De plantenwereld en de mens
De plantenwereld en de mens
Als passionist, liefhebber en nauwe observeerder van onze interactie met planten en eco-systemen wil ik graag een stukje schrijven over de relaties tussen de planten en de mens.
Dynamische soorten
Wat leeft, dat plant zich voort. Maar wat voortplant heeft de neiging om mutaties te genereren. Ieder levend wezen maakt deel uit van een serie die niet beëindigd is, zowel in de richting van het verleden als in de richting van de toekomst. Een serie of reeks bestaat als een zich voortzettende opeenvolging van kopieën. Daarin ontstaan uiteenlopende varianten, niet te voorspellen in aard of omvang… Een soort van vrijheid in het zijn. Een vrijheid van natuurlijke expressie.
We delen alle varianten op en geven ze aparte soortnamen, maar in werkelijkheid zijn er tal van kruisingen of hybrides in de soorten. In de plantenwereld hoort wat van elkaar afstamt bij hetzelfde geslacht. De scheidingen tussen plantensoorten zijn er wel, maar ze zijn vaag en poreus. Ze liggen - dankzij de variabiliteit van het leven - niet voor eeuwig vast. Vermenigvuldiging en variatie gaan door zonder einde. Hierbij komt dat erfelijke eigenschappen in de genetica van plantensoorten onderhevig zijn aan dominantie en recessiviteit. Bij een kruising tussen plantensoorten zien we dat zowel de dominante als de recessieve kenmerken of fenotypes van beide soorten niet vermengd zijn in de eerste generatie van kruising, in de tweede generatie komt de recessieve eigenschap maar voor bij een kwart van de nakomelingen. Ook doordat planten zich aanpassen aan de impulsen van de buitenwereld ontstaan nieuwe varianten.
Zelfbestuiving of kruisbestuiving?
De planten die zich voortplantten met bloemen en zaden hebben de wereld zoals we ze nu kennen geschapen. Ze manipuleerden insecten, vogels en zoogdieren via vormen, geuren, nectar en eetbare vruchten: dat alles om hun zaden te verspreiden. Maar angiospermen of bedektzadigen - de planten die deze technieken gebruiken - en insecten zijn tegelijkertijd zowel gevolg als oorzaak van elkaar. Bloemplanten hebben een co-evolutionair pact gesloten met dieren; planten maken proteïnen en suikers aan, voedsel voor de dieren, die op hun beurt de zaden helpen verspreiden.
Als we de voortplanting van planten observeren, zien we dat planten meestal niet aan zelfbestuiving doen. We zien ook dat de zaden die uit kruisbestuiving komen groter en krachtiger zijn dan de zaden die uit zelfbestuiving komen. De insecten zorgen voor kruisbestuiving. Bloemen zijn niet enkel esthetische instanties of een bruidsbed maar ook manieren om bestuivende insecten aan te trekken en genetica dynamisch te laten evolueren. Bloesem van bomen die aan windbestuiving doen - zonder insecten - is vaak kleurloos en dus minder opvallend.
relaties in verandering
De Germaanse boomverering werd verboden door de christelijke heerschappij. Er waren slechts nog enkelen die de tradities voortzetten en de diepe relaties tussen ons en de natuurlijke wereld bleven uitoefenen. De Germanen hadden een heel andere relatie met bomen en een andere ethiek rondom het kappen van bomen en bossen dan de christenen. Zij namen een andere positie in tegenover hun habitat.
Toch wordt langzaam maar zeker de christelijke illusie dat de mens boven de natuur staat verlicht door de connectie met de natuurlijke wereld die op een diepere laag herontdekt wordt. De filosofische gedachte aan de mens als apart, zelfstandig wezen wordt langzaam gedeconstrueerd en maakt ruimte voor het idee van de mens in verwevenheid met de levende plantaardige natuur. Dat planten en dieren bestaan in verhouding tot en in verwevenheid met hun omgeving. Er worden steeds meer relaties tussen levende wezens ontdekt en aangetoond. Al die verschillende relaties tussen de planten en andere levende wezens zijn tegelijkertijd gegroeid. Daarmee zijn de relaties tussen de plant en de andere levende soort bepalend voor de aard van de plantensoort en zijn natuurlijke expressie. Planten en bomen hebben door deze relaties een heel eigen begrenzing, zij kunnen de buitenwereld deels toelaten en deels buitensluiten. Zij gebruiken bacteriën en endomycorrhizale schimmels om andere pathogene schimmels en bacteriën uit hun wortelsysteem te houden. Zij kunnen hun bestuiving aanpassen op enkele bepaalde insecten zoals we bij vanilleteelt zien. Zij kunnen als soort kruisen onder bepaalde omstandigheden met andere soorten van hetzelfde geslacht.
Strijdperk
De strijd om het bestaan tussen de verschillende levensvormen vergt een strijdperk. Wanneer het strijdperk dynamisch verandert, verandert ook de strijd om het bestaan. Wie geschikt is voor het ene strijdperk, kan verliezer zijn in het andere. Waar nieuwe niches ontstaan, daar kunnen plantensoorten uitwaaieren.
Een plaag in de plantenwereld beschrijft men als een explosieve groei van één of enkele soorten of populaties met rampzalige gevolgen voor de andere soorten of populaties. We kennen de letterzetterkever plaag op de dennenbomen waar het ‘s winters minder hard vriest en ‘s zomers droger is. We kennen de sprinkhanenplagen op de monocultuurgraanvelden al sinds oude bijbelteksten. De sprinkhanen vreten alles op, tot er niets meer overblijft. Dan sterven ze vanzelf uit door de beperkende factor van het graan die op is en hersteld er zich een nieuw dynamisch evenwicht.. We kennen ook de verhalen van de nijlbaars in het Victoriameer of de konijnenplaag in Australië.
Zesde massa-extinctie
Wanneer we de aarde, Gaia, bestuderen - een macro-wezen van wellicht 4 miljard jaar oud - zien we dat de mens daar slechts een kleine rol in heeft gespeeld. Sinds we rond 1800 fossiele brandstoffen zijn beginnen uitputten is de populatie mensen verzevenvoudigd en is het grootste deel van de oernatuur en dierenpopulaties uitgestorven. Toch wordt er niet veel gesproken over deze 6de massale uitstervingsgolf van onze biodiversiteit. Ook weinig over het feit dat we voor onze landbouw, kledingdracht, huisvesting, vervoer, machines, communicatie en geneeskunde een bijna volledig afhankelijke relatie hebben met fossiele brandstoffen. Hierbij houden we ook rekening dat 80% van alle grondstoffen toegeëigend wordt door 26% van de wereldbevolking. We zien ook dat 95% van de wereldproductie in handen is van 5% van de (westerse) wereldbevolking. In de menselijke evolutie hiernaartoe heeft de mens leren samenwerken in groep om overleving en expansie te garanderen. Alsook heeft de mens geleerd om uit groei en expansiedrang andere soorten of groepen te elimineren. Dat komt in deze huidige mate in de natuurlijke wereld nergens voor.
De westelijke kapitalistische en christelijke wereld ziet doorgaans de natuurlijke wereld als apart van de menselijke of cultuurwereld, omdat de mens ‘ik’ kan zeggen en de natuur dat niet kan. Daaruit is het gedachtegoed ontstaan dat de natuur aan de mens gegeven is om te beheersen en beheren, ook al behoort de mens er (natuurlijk) zelf toe. Door deze beeldvorming verhief de westerse mens, binnen de kapitalistische cultuur, zich oneindig boven alle andere wezens op aarde. De eindeloze groei- en expansiedrang heeft de westerse mens gekenmerkt en het kapitalistische systeem overschreed sinds lang de planetaire grenzen. Op deze groei en expansiedrang tonen de eerste beperkende factoren zich al: van extreem weer tot virale verspreiding. Een dynamisch evenwicht tussen biologische groei- en expansiedrang en de beperkende factoren hierop leiden tot een ecologisch evenwicht in ecosystemen met maximale veerkracht en stabiliteit door optimale diversiteit.
De rol van de mens
We zien dat de menselijke levensvorm, ontstaan in een co-evolutionair pact met de planten die bloemen maken, ver uit zijn natuurlijke functie in het ecosysteem is getreden. De mens treedt momenteel in dit verhaal op aarde als plaag op. De biosfeer zal zich na plagen altijd hernemen met nieuwe niches en nieuwe planten- en dierensoorten in talloze varianten. Dat heeft ze al vele malen gedaan.
Is het de bedoeling dat de mens een tijdelijke rol speelt in het verhaal van de aarde? Om zoals de sprinkhaan energie te blijven nemen tot de beperkende factor van de limieten te groot wordt? Of kan de mens tot een harmonisch evenwicht bekomen met de plantenwereld en de rest van de biosfeer?